Zoeken in deze blog

zondag 7 februari 2010

Hebban olla vogalan nestas higonan Hinase hic ande tua?


Huh... ? Ja dat had ik ook de eerste keer dat ik dit zinnetje las. Latijns vermoedde ik, er gaan ook theorieën dat het Grieks zou zijn maar dat is het dus niet. Het is een Nederlandse zin, als je goed kijkt en langzaam leest zie je er Nederlandse woorden in terug; Hebban (Hebben), olla (alle) vogalan (vogels). De geleerden hebben er nog steeds discussie over wat er precies staat en of het wel Nederlands is. Tegenwoordig staat deze zin omschreven als de allereerste echte Nederlandse zin.

Tegenwoordig kopen we heel makkelijk een boek soms al voor een paar euro, de kosten om een boek te maken zijn tegenwoordig zo laag dat iedereen een boek kan kopen, in de veertiende eeuw was de prijs van een boek gelijk aan het salaris van twee weken van een hoge ambtenaar.
Boeken maken in de Middeleeuwen was een heel ander verhaal, laat staan een boek kopen dit was alleen weg gelegd voor de allerrijksten en bibliotheken, zo had de bibliotheek van Parijs in de dertiende eeuw minder dan duizend boeken tegenwoordig heeft de bibliotheek van de Leidse Universiteit er meer dan drie miljoen.
De boeken waren zo duur omdat ze met de hand geschreven moesten worden, hier komt ook het woord handschrift vandaan. Door deze manier van boeken produceren was ieder boek een uniek exemplaar. De boeken werden hoofdzakelijk in kloosters gemaakt in het zogenaamde scriptorium. Later verschenen er ook boekateliers waar kopiisten handschriften maakten, noem ze voor het gemak maar de Middeleeuwse kopieer machines. Deze kopiisten hadden potjes inkt, reserve veren en mesjes om zich heen. Het zogenaamde pennenmes had iedere kopiist altijd bij de hand dit om de veer waarmee hij schreef opnieuw scherp te maken. Nadat een kopiist zijn schrijfveer had bijgesneden probeerde deze altijd de nieuwe punt uit of deze goed schreef, deze zin die werd opgeschreven was dan iets wat als eerste bij de kopiist op kwam.

Dit was nu precies wat een elfde eeuws monnik deed toen hij een boek aan het kopiëren was, hij schreef een eerste regel op en die luidde "Hebban olla vogalan nestas higonan Hinase hic ande tua?" vertaald in hedendaags Nederlands wil dit zeggen "Alle vogels zijn met hun nesten begonnen behalve jij en ik, waar wachtten we nog op". Deze tekst komt hoogstwaarschijnlijk uit vrouwenliederen uit Spanje. Deze liederen of strofen waren vaak monologen die handelden over liefdesrelaties. Mediëvisten hebben van die tijd meer teksten gevonden met een zelfde strekking als onze vogeltjes zoals; "Mijn liefje je bent mijn buur, je huis staat naast het mijne en toch vermijd je me?" of "Mooie dageraad, zeg me waar kom je vandaan"? en "Waarom bemin je een ander en mij niet?" Vrouwen hadden het niet makkelijk in de vroege middeleeuwen.

Critici zeggen nu; was deze eerste regel uit een vrouwenlied nu alleen maar een probeersel van een elfde eeuwse monnik of toch een eerste regel van een minnedicht uit deze tijd. Als we het aan Gerrit Komrij vragen krijg je als antwoord dat het toch een zin is uit de allereerste proza, hij besteed hier zelfs een heel hoofdstuk aan in zijn boek in liefde bloeyende.

In mijn zoektocht over het internet omtrent de waarheid achter dit elfde eeuwse zinnetje kwam ik teksten tegen over nog vroegere Latijns/Nederlandse zinnen. Hier zegt men van dat deze officieel de eerste Nederlands zinnen zijn omdat ze uit de achtste eeuw komen. Eigenlijk vindt ik dat we nu wel weer genoeg middeleeuws Nederlands hebben gehad en we hier nog maar eens naar moeten kijken in een later weblog.

Blijf vogelen en uitvogelen en tot schrijfs.








Geen opmerkingen:

Een reactie posten